Het beest in de ogen kijken
Nadenken over moraal en verzet, en er altijd op alert zijn dat er maar een dunne lijn loopt tussen schuld en onschuld. Dat zijn de thema's in het vaak pijnlijke universum waarin jurist en schrijver Roxane van Iperen ons meenam in de tweede aflevering van Zomergasten. De beeldfragmenten die ze toonde waren vrijwel allemaal indringend, schrijnend en rauw tegelijk. Van Iperen is niet bepaald benauwd de diepte in te gaan en het beest in de ogen te kijken, waar het gaat om wat mensen elkaar aan kunnen doen. Vlijmscherp filerend dat slachtoffers uiteindelijk vaak zelf in beklaagdenbank terechtkomen, door toedoen van anderen, maar ook omdat ze zichzelf medeschuldig verklaren aan het hun aangedane geweld of verdriet.
De getuigenis van een Joodse bakker die onderdeel was van een Sonderkommando dat in de gaskamers moest werken en zichzelf daarna nooit meer onder ogen kon komen als mens, was hiervan een hartbrekend voorbeeld.
Maar ook een intense uitbarsting van de Australische, lesbische komiek Hannah Gadsby, waarin zij zeer serieus uitriep nooit meer bang te willen zijn voor mannen en het helemaal gehad heeft met hun vanzelfsprekende machtsvertoon, illustreerde hoe wij mensen elkaar altijd maar in de tang houden. En op zoek zijn naar onze plek in de groep. Waarbij Van Iperen verre bleef van de valkuil van de persoonlijke getuigenis. Over haar eigen koersbepalende momenten vertelde ze weinig.
Een te respecteren keuze, maar wie vooraf weinig wist over het werk van Van Iperen kon zich lange tijd afvragen: wie is deze vrouw dat ik mee zou gaan in haar fascinaties? Waarom zijn juist dit haar persoonlijke fragmenten? Waar zijn deze interessevelden vandaan gekomen?
De valkuil van het onbegrip lag daardoor ook open. Dit bleek aan het eind van de uitzending, toen Abbring bewonderend verzuchtte dat Van Iperen altijd zo stellig is. "Ik word daardoor omver geblazen", erkende de interviewster. De Zomergast was oprecht verbaasd: "Maar ik twijfel juist aan alles!" Daar hadden we weinig van meegekregen.
Toch was het was mooi om te zien hoe Van Iperen trouw bleef aan zichzelf, toen even na tien uur Abbring toch een poging waagde om haar persoonlijke geschiedenis in te kleuren. Van Iperens jonge jaren worden blijkbaar gekenmerkt door veel verhuizingen en periodes in het buitenland. Een goede bekende heeft hierover ooit aan een journalist verteld dat die jeugdperiode niet altijd veilig of onbekommerd was. De schrijfster heeft geen behoefte daar over te praten. "Ik ben nu een volwassen vrouw, waar moet ik me tegen verdedigen?" Ze ziet dat veel getraumatiseerde mensen emotioneel een kind blijven, maar heeft zelf geen enkele behoefte in die fase te blijven hangen. "Ik heb geen defensiemechanisme nodig, ik red het wel".
Ze wil absoluut niet terechtkomen in wat ze mooi 'een verstolde versie van zichzelf' noemt, zoals het image van 'de lijdende kunstenaar' waar iemand dan nooit meer van afkomt. Of zelf te veel in gaat geloven.
Als je dan toch een etiket op Van Iperen wil plakken, dan horen daar woorden bij als helder, hardwerkend en serieus. Met hier en daar een vreemde redenatie. Zo vindt ze het opmerkelijk dat Herman Finkers zich kritisch uitlaat over het gedateerde gescheld van Youp van 't Hek - 'pisnicht' - omdat Finkers 'niet symbool staat voor de jongste, nieuwste generatie'. Alsof wijsheid niet ook met de jaren kan komen.
Esthetisch hoogtepunt in de uitzending met Van Iperen was het fragment 'We will find it', van choreografe Zoï Tatoplous. Schitterend sterke mannelijke lijven dansen razend door een fabriekshal. Een onwaarschijnlijk atletische prestatie die kan wedijveren met menig moment op de Olympische Spelen.
Na afloop van de dansexplosie was Van Iperen verbaasd dat Abbring het ook prachtig vond. Vreesde ze eerder de reactie 'wat moet ik hier mee'. Dus toch een beetje twijfel daar. Maar ook over dit wonderschone moment was dat nergens voor nodig.